{block name=title}Niederländisch -Allgemeines zu Rechtscheibung und Grammatik{/block} {block name=banner} {/block} {block name=body}
Gramatica:ik kom - kom je/jij - zij/hij/het komt ik woon - woon je/jij - hij/zij het woont |
Der Niederländer unterscheidet unbetonte und betonte Personalpronomen.
|
Unterscheide das "u" vom "zij/ze"!Sie (Anrede) und sie (Bezug: Frau oder mehrere) |
Stel jezelf voor - (schriftelijk): Naam, herkomst, woonplaats. |
het oderwerp | de vraag | het antwoord |
de naam | Hoe heet je/jij? | Ik heet Piet, en jij? |
de herkomst | Waar kom je/jij (komt u) vandaan? | Ik kom uit Duitsland, en jij? |
de woonplaats | Waar woon je /jij - Waar woont u? | Ik woon in (Berlijn), en jij? |
de hobby | Wat is je hobby / Wat zijn je hobby's? | Ik houd van zeilen/schaatsen, en jij? (4) |
het telefoonnummer | Wat is je telefoonnummer? | Het nummer is....(1) |
de leeftijd | Hoe oud ben je/jij Hoe oud bent u? | Ik ben .... (2) jaar oud, en jíj? |
het e-mailadres | wat is je mailadres? | Het adres is....(3) |
de burgelijke staat | ben je getrouwd? | ja, hoor/nee, hoor... en jij? |
heb je een vriend(in)? | nee, hoor/ja, hoor... en jij? |
ik ben ook uit... (ich komme auch aus...)
(1) nul, een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen
(2) vijftien, zestien, zeventien, achttien, negentien, twintig, eenentwintig, tweeëntwintig.
(3) "@" = apenstaartje "." = punt
(4) hobby's: basketballen, tennissen, voetballen, computeren, badminton,
Schrijf een gesprek op - twee mensen stellen elkaar voor: Naam, herkomst, woonplaats. Gebruik ervoor het boek, pagina 8.
Lees een nieuwsbericht voor en stuur hem in een mail als link en als audio naar je docent.
Hier müssen Verben verändert werden.
Ausführlich wird die Verbbildung in 5. beschrieben:(Link)
Singular (Einzahl) | wonen | heten | komen (uit) | zijn | hebben |
1. ik (ich) | woon | heet | kom (1) uit | ben | heb |
2. jij/je (du) | woont (woon je?) | heet | komt uit (kom je uit...?) | bent (ben je?) | hebt (heb je?) |
u (Sie) | woont (woont u...) | heet | komt uit | bent | hebt |
3. hij, zij het (er, sie, es) | woont | heet | komt uit | is | heeft |
Plural (Mehrzahl) | |||||
1. wij (wir) | wonen | heten | komen uit | zijn | hebben |
2. jullie (ihr) |
wonen | heten | komen uit | zijn | hebben |
3. zij/ze (sie) | wonen | heten | komen uit | zijn | hebben |
Rechtschreibung: Lange Vokale werden schriftlich verdoppelt, es gibt z.B. kein Dehnungs "h" wie Im Deutschen: (ich wohne: ik woon) Es werden "offene" und "geschlossene" Silben unterschieden. Die Silbe kann durch einen Konsonanten geschlossen sein, endet sie auf einen Vokal gilt sie als offen. Ein lang gesprochener Vokal hat dann nur einen geschriebenen. (Basisschool NL: "Der Räuberhauptmann klaut den zweiten Vokal") Bsp:
Es gilt: schreiben wie gesprochen: (1) hier ändert sich die Länge des "o": komen ("o" ist lang - "kom"=> "o" ist kurz. Das wird dann auch so geschrieben. |
Stel iemand voor - (schriftelijk): |